In Zo doen zij dit, laten we professionals uit de praktijk aan het woord. Met onderwerpen over de weg naar passend en inclusief onderwijs en alles daartussen. Er wordt belicht wat goed gaat, maar ook waar leerpunten liggen. Via deze verhalen hopen wij vanuit Steunpunt Passend Onderwijs (SPO) anderen in het werkveld te inspireren.
In deze Zo doen zij dit aandacht voor de manieren waarop toekomstige leerkrachten binnen de opleiding passend en inclusief onderwijs aangeboden krijgen. Aan het woord zijn; Gertjan Boog, o.a. hogeschooldocent Onderwijskunde en Pedagogiek en Minordocent Inclusief Onderwijs (en meer) aan de HUPabo; Instituut voor Onderwijs en Orthopedagogiek, Hogeschool Utrecht en Ferry Lock o.a. docent HUPabo Instituut voor Onderwijs en Orthopedagogiek en Cursuscoördinator Gelijke Kansen & Naar een Inclusieve Groep op HU Amersfoort.
Laten we beginnen met een vraag over het programma, is inclusief onderwijs in het reguliere programma opgenomen?
Ferry Lock:
Bij Amersfoort ziet het er iets anders uit dan in Utrecht, al is het de bedoeling dat die programma’s uiteindelijk samen gaan. In Amersfoort ben je in het reguliere programma een jaar lang met inclusief onderwijs bezig; het eerste half jaar met de module ‘Naar gelijke kansen’ en het tweede half jaar de module ‘Naar een inclusieve groep’. In Utrecht werkt het wat anders, dat kan Gertjan beter toelichten.
Gertjan Boog:
Inclusie zit zeker in ons reguliere programma, maar niet op de manier zoals in Amersfoort. Meerdere collega’s hebben daar de route inclusief vormgegeven. Daar zit eigenlijk alles in het curriculum. Het idee is om, met hulp vanuit Amersfoort, hier ook een route inclusief te maken. Wat wij nu hebben in jaar drie, zijn een aantal cursussen in het curriculum die hier al erg op inspelen. We hebben Kind en talentontwikkeling (KETO), ontwikkeld door Dorien Corver (Hogeschooldocent HU en coördinator afstuderen flex), Marjolein van Buuren (Hogeschooldocent HU en coördinator afstuderen voltijd) en door mij. Het is een cursus waar de inclusieve route een rol speelt. Dat is ook zo bij Kind en omgeving (KIDOM), waar het gaat over gelijke kansen. Aspecten die in Amersfoort aan de orde komen, komen hier dus ook aan de orde. De minor Inclusief Onderwijs die ik geef, daarvoor kunnen studenten kiezen, deze zit dus niet in het curriculum.
Welke visie of definitie gebruiken jullie voor passend of inclusief onderwijs in de opleiding?
Gertjan Boog:
Wij focussen ons nu op ‘Definitie beleidskader 2035’ en proberen de aandacht te vestigen op ontwikkelingen. Vooral in het buitenland, waar studenten even uit hun comfortzone stappen. Reguliere studenten denken vaak dat het onderwijs in Nederland overal zo is. Dat is natuurlijk niet zo. Wil je ze met een open mind opleiden en veranderingen realiseren in Nederland, dan is het goed even over de grens te stappen. Dit doen we bijvoorbeeld in Brugge op een TYPE 9 school voor kinderen met autistische spectrumstoornis. Ook gaan we met studenten uit de minor naar Oostenrijk, naar de regio Steiermark in hoofdstad Graz. Daar zijn ze in 1985 al begonnen met de start van inclusief onderwijs.
Er wordt wel gezegd dat door de lerarentekorten en alles wat er al moet, leraren niet inclusiever willen werken. Hebben jullie het idee dat de startende leerkracht er zo over denkt?
Ferry Lock:
Natuurlijk hebben ze soms vraagtekens: ‘Klinkt hartstikke leuk, maar is dit wel haalbaar?’ Toch zie ik vooral dat studenten er heel erg voor open staan. Ze vinden het spannend, maar ook ontzettend interessant. Het bespreken van allerlei vraagstukken waar ze in de dagelijkse praktijk tegenaan lopen, dát boeit ze echt! Ze zien in de stage hoe er soms geworsteld wordt. En soms maken we hier al goede stappen, maar zijn ze nog niet zover op de stageplek. Dat vinden studenten wel frustrerend. Eigenlijk merk ik vooral gedrevenheid. We proberen een omgeving te creëren waar je ook je scepsis, kritiek, vragen en angsten, alles kan delen. Alleen dan kan je het gesprek over inclusie met elkaar aangaan.
Helpen jullie studenten met handvatten of is het meer de mindset waar jullie ze mee helpen?
Gertjan Boog:
Wat we voornamelijk doen is visieontwikkeling. De handvatten die ze nodig hebben komen wel ter spraken, maar die visieontwikkeling staat centraal. In Kind en talentontwikkeling (KETO) kijken we duidelijk naar wat er wél mogelijk is en daarvoor gaan we onder andere naar het buitenland. Maar ook in Nederland zijn natuurlijk scholen waar studenten kunnen kijken. Bij Ferry gaan de studenten geregeld op schoolbezoek, maar wij gaan ook naar bijvoorbeeld De Korenaar in Eindhoven of KBS Mariëngaarde in Gorichem.
Ferry Lock:
Die visie, die attitude is essentieel om met ze aan de slag te gaan. ‘Hoe kijk je nu richting inclusief onderwijs?’ En niet alleen op het gebied van het cognitieve. Een plek voor iedereen op school, dat is het ideaalbeeld dat we hebben. De vraag is: voelen we dat ook werkelijk zo? En belangrijker: voelen we ons ook voldoende competent om daar dan vervolgens ons eigen gedrag op aan te gaan passen? Het aan de ene kant in je hoofd hebben, maar het ook voelen en je ernaar te gedragen.
En als die mindset groeit, wat zijn dan de handvatten?
Ferry Lock:
We bieden studenten kennis en laten voorbeelden zien over hoe inclusief onderwijs vormgegeven kan worden. We stimuleren om buiten het huidige systeem na te gaan denken. Hoe zouden we het onderwijs anders kunnen gaan vormgeven, zodat het inclusiever wordt? Op een inclusievere manier kijken naar je klas, naar je school en naar de omgeving. Het echt met elkaar willen doen. Niet denken: ‘Groep 6 is mijn verantwoordelijkheid, dus ik moet alles alleen uitzoeken omdat het mijn groep is.’ Nee. Inclusie doe je als team met elkaar en met alle andere professionals die ook in en om de school rondlopen.
Gertjan Boog:
In jaar drie maken ze groepsplannen, bedenken hierin een manier hoe je naar inclusief handelen zou kunnen kijken. Daarnaast proberen we te laten zien dat het probleem niet bij het kind zit, maar dat het handelingsverlegenheid bij de docent is. En belangrijk; dat je daar dus iets aan kunt doen! Dat heeft met een houding te maken; bijvoorbeeld hulp inroepen van collega’s en met elkaar te bekijken wat wél kan in plaats van wat niet.
Ferry Lock:
Dat gaat hen helpen straks, wat is in deze context nodig om inclusief onderwijs te bewerkstelligen? En dat zal er bij de ene school weer anders uitzien dan op de andere school. Het is niet, ‘Jongens als je dit, dit en dit doet… dan heb je inclusief onderwijs’. Het is geen stappenplannetje. Het is een houding die je moet hebben en kijken wat nodig is.
Vraagt dat nog iets extra’s van je als docent?
Ferry Lock:
Ja, daarin moeten wij ook laten zien ‘practice what you preach’. Uitstralen: ‘Jongens, ik weet het ook niet allemaal, ik ben ook zoekende. Hoe kunnen we dit het beste gaan doen?’ Het is voor iedereen een vraagstuk, ook voor mij. Laten we voldoende ruimte geven om het gesprek met elkaar aan te gaan. Om je twijfels en je zorgen te delen en daarvan te leren. Door op scholen te gaan kijken, leren we van de voorbeelden die daar zijn. We nodigen ook professionals uit; bijvoorbeeld iemand van het jeugdfonds, iemand over de inclusieve groep en iemand over intercultureel werken. Wat kunnen we hiervan leren? Zodat ze meer horen dan ons verhaal, dat ervaren ze echt als meerwaarde.
Gertjan Boog:
We hebben een project meegedraaid ‘Zorgeloos naar school’ op de Design Week in Eindhoven. Social designers, studenten en betrokken onderwijsprofessionals, hebben allerlei materialen ontwikkeld om leerlingen met een chronische aandoening een plek te geven in het onderwijs. Dan hoor je studenten praten over dingen waar ze anders niet over praten, hun eigen beperkingen.
Ferry Lock:
We hebben nu een kast met allemaal materialen waar wij en de studenten gebruik van kunnen maken binnen de pabo of stageplek. En inderdaad, de student heeft ook levenservaring, heeft ervaringen binnen het onderwijs die van waarde zijn om te delen. Zoals studenten met dyslexie, ADHD, concentratieproblemen of ouders hebben die de Nederlandse taal niet beheersen. Waardevol om te delen met elkaar. Het is niet alleen docenten en professionals die zenden naar studenten. Nee, jij hebt dat ervaren, wat hielp jou? Dat studenten hun eigen rol daarin gaan zien; ik haal niet alleen kennis op, ik heb ook werkelijk wat te brengen hier.
Gebruiken jullie het profiel van de inclusieve leraar?
Ferry Lock:
Deze module is ontstaan door een oproep vanuit het werkveld. Rondom Amersfoort waren er geluiden rondom lerarenopleidingen, de pabo maar ook vo en mbo lerarenopleidingen. Geluiden dat de kennis er na de opleiding goed in zat, maar op het moment dat het even lastig werd en kinderen andere onderwijs behoeftes hebben, ze toch sneller handelingsverlegen waren. Konden we ze in de opleiding niet meer handvatten gaan bieden, zodat ze daarin beter werden? Toen is deze module samengesteld met het werkveld. Ik weet niet of dit document toen gebruikt is, maar ik zie eigenlijk alle facetten hier wel terugkomen.
Gertjan Boog:
We waren al bezig met deze module en daarna kwam dit document, maar ik heb het net even gescand en veel komt inderdaad overeen.
Hoe kunnen studenten zich verder specialiseren in inclusief onderwijs?
Ferry Lock:
De minors zijn hetzelfde in zowel Utrecht als Amersfoort. Uiteindelijk hopen we dat de minor Inclusief Onderwijs in het curriculum wordt opgenomen, zodat alles binnen het curriculum valt. De minor Passend Onderwijs bestaat ook niet meer omdat deze in het curriculum zit.
Waar droom je nog van, als alles mogelijk was?
Gertjan Boog:
Ik ben aan het eind van mijn carrière, maar wat ik hoop is openbaar onderwijs waarin iedereen uit de wijk welkom is. Echt Iedereen? Ja iedereen. En dan nadenken hoe je dat organiseert. Dat is per school natuurlijk verschillend. Er hoeft geen vaste standaard voor te zijn. We moeten ‘out of the box’ durven denken. Ik heb daar een heel mooi voorbeeld van, is er nog tijd om dit te delen? Ik ben namelijk intern begeleider geweest, toen moest ik voor een jongetje met een progressieve spierziekte naar de Mytylschool in Arnhem. Ik kwam in een klas met kinderen met spierziektes. Dat was indrukwekkend. Ik raakte in gesprek met een jongen die op bed lag: ‘Hoe vind je het hier op school?’ Nou, hij vond het helemaal niks. Ik gaf aan: ‘Hoezo, je hebt hier een zwembad, er zijn paarden… en een fantastische omgeving.’ Maar hij zei…en je kent het verhaal ongetwijfeld…’Ik word ‘s ochtends om 07.45u opgehaald met het busje en ik ben ’s avonds om 17u weer thuis. Dan lig ik voor het raam en zie de kinderen uit mijn wijk voetballen. Daar doe ik niks mee, die zien mij nooit. Ik zou mee willen doen met die kinderen, daar op school zitten en meedoen op dat voetbalveldje.’ Ik vat nu een beetje samen wat ik toen zei, want de jongen kon alleen liggen: ‘Maar met de beperkingen die je hebt, weet je dat het niet zo realistisch is om mee te voetballen, toch?’ Hij kijkt me verbaasd aan: ‘Maar ik kan wel scheidsrechter zijn!’ En toen zei ik: ‘Hoe doe je dat dan?’ ‘Ik pak een fluit en een megafoon en ik regel het, ik kan heel goed scheidsen!’
Deze jongen heeft me zo aan het denken gezet… Wat denken wij toch marginaal. Kinderen weten hoe iets wél kan. En is er een grens? Hebben kinderen die alleen zorg hebben, geen recht op onderwijs? Ik heb een goede kennis en vriend op dit thema horen zeggen: ‘Als je alle kinderen met een beperking in Nederland verdeelt over de reguliere scholen van Nederland, hoeveel kinderen heb je dan in je eigen klas denk je? Nog niet één!’ Het werkt niet zo natuurlijk, maar wij denken dat er stromen kinderen onze klas binnenlopen! Dat gebeurt gewoon niet als we het samen goed organiseren.
Bedankt voor het delen van jullie ervaringen! Ook een inspirerend verhaal om te delen? Laat het ons weten via m.zandbergen@poraad.nl.