Banner

Informatie over passend onderwijs

Hier vind je informatie over de wettelijke verplichtingen rond passend onderwijs en een korte toelichting op de basisbegrippen. Ook bevat deze pagina actuele informatie over de ‘verbeteragenda’ die is opgesteld op basis van de evaluatie passend onderwijs. In november 2020 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met de 25 maatregelen die minister Slob heeft voorgesteld.

Banner
Terugblik Informatiebijeenkomst | Voortgang verbeteragenda passend onderwijs

Bekijk terugblik

Veelgestelde vragen

  • In het ondersteuningsplan legt het samenwerkingsverband vast hoe passend onderwijs in hun regio wordt vormgegeven. Dit ondersteuningsplan wordt ten minste 1 keer per 4 jaar opgesteld. Het ondersteuningsplan is gebaseerd op de schoolondersteuningsprofielen van de deelnemende scholen.

    Inhoud van het ondersteuningsplan

    In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband VO-VSO worden de volgende onderdelen beschreven:

    • Welke basisondersteuning wordt geboden aan leerlingen op alle vestigingen van scholen in het samenwerkingsverband;
    • De manier waarop het samenwerkingsverband een samenhangend geheel van voorzieningen organiseert voor extra ondersteuning binnen de scholen en/of bovenschools;
    • De procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor voortgezet speciaal onderwijs (vso) of het praktijkonderwijs (pro); de procedure en criteria voor het beoordelen of een leerling is aangewezen op het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en de duur van de ondersteuningstoewijzing lwoo;
    • De procedure en het beleid voor de terugplaatsing of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs voor leerlingen van wie de duur van de toelaatbaarheidsverklaring is afgelopen;
    • De beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben;
    • De manier waarop het samenwerkingsverband ouders informeert over de ondersteuningsvoorzieningen en over de onafhankelijke ondersteuningsmogelijkheden voor ouders;
    • Financiën:
      – De procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting. Het gaat hierbij zowel om het budget voor zware ondersteuning als voor lichte ondersteuning.
      – De afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van middelen voor zware ondersteuning voor leerlingen die na de jaarlijkse teldatum van 1 oktober instromen in het (v)so, inclusief de afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van middelen aan het samenwerkingsverband door scholen bij een ontoereikend budget voor zware ondersteuning.
      – De voorwaarden die worden gelden voor scholen om in aanmerking te komen voor een LWOO-licentie en daarmee voor bekostiging van leerwegondersteunend onderwijs.

    Vaststelling ondersteuningsplan

    Voordat het plan kan worden vastgesteld, voert het samenwerkingsverband op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de gemeente(n). Ook moet de ondersteuningsplanraad (OPR) instemmen met het ondersteuningsplan.

  • Afstemming beleid samenwerkingsverbanden en gemeenten

    Jongeren met een extra ondersteuningsbehoefte in het onderwijs hebben soms ook zorg, jeugdhulp of begeleiding naar een plaats op de arbeidsmarkt nodig. Gemeenten spelen daarbij een belangrijke rol. Vanaf januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor jeugdhulp, bevordering van participatie en maatschappelijke ondersteuning (wmo). Om te zorgen voor zo goed mogelijke samenwerking tussen professionals die met jongeren werken, stemmen samenwerkingsverbanden en gemeenten hun beleidsplannen af. Daarnaast zijn gemeenten verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de leerplicht, het leerlingenvervoer, de onderwijshuisvesting en het achterstandenbeleid. Onderwerpen die relevant zijn voor scholen.

    Samenwerkingsverband en gemeenten voeren daarom Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) over het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband en over de voor het onderwijs relevante onderdelen van het beleidsplan jeugd van de gemeente(n).

    OOGO ondersteuningsplan

    De Wet passend onderwijs verplicht samenwerkingsverbanden om ten minste eenmaal in de 4 jaar een ondersteuningsplan op te stellen. Over het concept-ondersteuningsplan voeren de samenwerkingsverbanden op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de gemeente(n) in het gebied van het samenwerkingsverband. Doel hiervan is de ondersteuning aan jongeren zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen.
    De volgende thema’s kunnen in het overleg ter sprake komen:

    • Samenhang in de ondersteunings- en hulpstructuur voor jeugd en gezinnen, door scholen en gemeenten;
    • De overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs en van vmbo naar mbo;
    • Thuiszittende leerplichtige leerlingen (thuiszitters);
    • Leerlingenvervoer;
    • Onderwijshuisvesting;
    • Aansluiting onderwijs op de arbeidsmarkt.

    OOGO jeugd

    Ook voor gemeenten is goede afstemming en samenwerking met het onderwijs van belang nu ze vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk zijn voor alle ondersteuning, hulp en zorg aan kinderen, jongeren en opvoeders. De school zorgt voor onderwijsondersteuning, de gemeente voor extra zorg voor kind en gezin waar dat nodig is. Door de inzet van onderwijsondersteuning en zorg af te stemmen, kunnen onderwijs en gemeenten wel een integraal aanbod bieden dat uitgaat van 1 kind, 1 gezin, 1 plan.
    Volgens de nieuwe Jeugdwet moeten samenwerkingsverbanden en gemeenten op overeenstemming gericht overleg (OOGO) voeren over het conceptjeugdplan, voor zover dit het onderwijs raakt. Pas daarna kan het beleidsplan definitief door de gemeenteraad worden vastgesteld. De vorm en invulling van het OOGO jeugd zijn niet voorgeschreven in de Jeugdwet. Samenwerkingsverbanden en gemeenten kunnen hier zelf invulling aan geven.

    Meer informatie

    Informatie over de verbinding tussen passend onderwijs en zorg voor de jeugd

  • Nee, dit mag niet. Als een leerling een vmbo-advies heeft gekregen van de basisschool, maar van het samenwerkingsverband een pro-indicatie krijgt, kan de leerling door de ouders op het vmbo worden aangemeld. In dat geval is het schooladvies leidend en laat de vmbo-school de leerling toe. De ouders kunnen er ook voor kiezen om de leerling op het pro aan te melden, waar de leerling eveneens toelaatbaar is. Als een leerling een pro-indicatie heeft, heeft de leerling een ondersteuningsbehoefte. Als de leerling wordt aangemeld bij een vmbo-school, heeft de school zorgplicht.

    De school kijkt dan of ze de juiste ondersteuning kan bieden, al dan niet met lwoo of een andere vorm van ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband. Als de leerling lwoo krijgt aangeboden, kan de school de leerling met een pro-indicatie inschrijven als lwoo-leerling. Daar hoeft geen aparte lwoo-indicatie voor te worden aangevraagd. Kan de school de leerling niet de juiste ondersteuning bieden, bijvoorbeeld omdat de school geen lwoo-licentie heeft, of de ondersteuningsbehoefte groter is dan de school kan bieden? Dan zorgt de school er in het kader van de zorgplicht voor dat de leerling op een andere passende plek binnen het samenwerkingsverband kan worden toegelaten.

  • In uitzonderingsgevallen mag een leerling vanuit groep 7 doorstromen naar praktijkonderwijs wanneer de leerling 8 jaar basisonderwijs heeft gevolgd, wanneer de directeur van de po-school hiervoor een positief advies geeft. Meer informatie is te vinden in artikel 39 lid 4 van de WPO: “Leerlingen bij wie naar het oordeel van de directeur van de school de grondslag voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs in voldoende mate is gelegd, verlaten aan het einde van het schooljaar de school, mits hierover met de ouders overeenstemming bestaat. In elk geval verlaten de leerlingen de school aan het einde van het schooljaar waarin zij de leeftijd van 14 jaar hebben bereikt.” Een maatwerktraject (onderwijs op andere locatie) waarbij de leerling nog blijft ingeschreven op de po-school is ook een mogelijkheid.

  • Ja, dat mag. Zowel bij het begin van de schoolloopbaan vo als tussentijds.

  • Nee, dat is niet mogelijk. Tijdens de wetsbehandeling in 2014 heeft de Tweede Kamer besloten om de mogelijkheid om eigen criteria op te stellen voor het praktijkonderwijs (via opting out) uit de wet te halen. Daarnaast heeft minister Slob in 2018 besloten om de landelijke criteria voor pro te behouden. Voor lwoo is een opting out wel mogelijk. Het samenwerkingsverband kan eigen criteria opstellen over de toewijzing en duur van lwoo en over de voorwaarden waarop scholen in aanmerking komen voor lwoo-bekostiging. Dit kan alleen als besturen in het samenwerkingsverband het daarmee eens zijn.

  • Voor het samenwerkingsverband een beslissing neemt over het toewijzen van de ondersteuning voor lwoo en pro, moeten twee deskundigen advies geven. Net als bij het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring voor het (v)so. De eerste deskundige is een orthopedagoog of psycholoog. Afhankelijk van de leerling geeft ten minste een tweede deskundige advies. Dit is een kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een kinderpsychiater, een maatschappelijk werker, een arts, of een deskundige op het terrein van vmbo en pro. Deze laatste deskundige is specifiek toegevoegd voor de toewijzing van lwoo en pro. De vmbo-/pro-deskundige is een deskundige met relevante werkervaring en kennis over de schoolsoorten vmbo en praktijkonderwijs. Bijvoorbeeld een onderwijskundige met een aantal jaar werkervaring in het vmbo en pro.

    Het is niet verplicht om een vmbo-/pro-deskundige te betrekken, maar het wordt met name aanbevolen als het gaat om leerlingen die zich op het grensvlak van lwoo en pro bevinden. Reden hiervoor is dat het samenwerkingsverband goed moet kunnen inschatten of een leerling wel of niet in staat is om – met extra ondersteuning – een vmbo-diploma te halen. Het gaat hier dus niet alleen om een keuze over de ondersteuning die een leerling krijgt, maar ook over de schoolsoort waar de leerling naartoe gaat.

  • Wanneer nieuwkomers binnen het samenwerkingsverband onder ‘extra ondersteuning’ vallen, is een opp verplicht en gelden voor het opp de eisen van de Wet Passend Onderwijs.

    Voor meer informatie over nieuwkomers kijk ook eens naar ‘Maatwerk voor nieuwkomers’. Daarnaast ondersteunt Lowan Primair Onderwijs (PO) de scholen die nieuwkomers, asielzoekers opvangen binnen het primair onderwijs en plaatsen regelmatig nieuws op de site. Denk hierbij aan goede voorbeelden, onderzoek of over de rol van samenwerkingsverbanden.

    Verder biedt bij Lowan Voortgezet Onderwijs (VO) ondersteuning aan scholen in het voortgezet onderwijs, die het eerste onderwijs aan nieuwkomers verzorgen. Op hun website is meer informatie te vinden over ontwikkelde producten, die richting geven aan het onderwijsaanbod voor nieuwkomers. Denk hierbij aan informatie over toetsing en portfolio, leerlijnen, het doorstroomdossier, handreiking NT2 voor docenten in het vo en mbo.

  • Informatie over het onderwijssysteem en passend onderwijs is te vinden op www.european-agency.org. Daar kunt u klikken op landeninformatie en dan Nederland.

  • Vanaf 14 juli 2019 mogen hulphonden in geen enkele openbare gelegenheid meer worden geweigerd. Onder openbare ruimtes vallen restaurants, hotels, openbare gebouwen, scholen maar ook taxi’s. Deze wetgeving is het gevolg van de ratificatie door Nederland van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Sinds het Verdrag in werking is getreden houdt het College voor de Rechten van de Mens toezicht op de implementatie en de naleving van het Verdrag.

  • Uit AMvB PO

    WPO:

    Artikel 34.8. Deskundigen samenwerkingsverband

    De deskundigen, bedoeld in artikel 18a, elfde lid, van de wet zijn een orthopedagoog of een psycholoog en afhankelijk van de leerling over wiens toelaatbaarheid wordt geadviseerd ten minste een tweede deskundige, te weten een kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een kinderpsychiater, een maatschappelijk werker of een arts.

    Uit hoofdstuk 1: nadere voorschriften per onderdeel

    1.2 Deskundigen verbonden aan het samenwerkingsverband

    In dit besluit is, op grond van artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs en artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs, geregeld door welk type deskundigen het samenwerkingsverband zich moet laten adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband of tot het (voortgezet) speciaal onderwijs.

    In dit besluit is bepaald dat voor de toelating tot het speciaal basisonderwijs en voor toelating tot het (voortgezet) speciaal onderwijs het samenwerkingsverband zich moet laten adviseren door ten minste twee deskundigen waaronder in elk geval een orthopedagoog of een psycholoog. De tweede deskundige is afhankelijk van de ondersteunings-vraag van de leerling (zoals blijkt uit de gegevens van de ouders of de school). Dit is een psycholoog, een pedagoog, een maatschappelijk werker, een arts of een kinderpsychiater.

    Het samenwerkingsverband kan er voor kiezen om extra deskundigen te betrekken bij het advies over de toelaatbaarheid van een leerling. Door het opleggen van deze verplichting is geborgd dat het samenwerkingsverband relevante deskundigheid betrekt bij de beslissing over het wel of niet verwijzen van leerlingen naar speciale voorzieningen in het samenwerkingsverband.

    Er is gekozen voor een orthopedagoog omdat deze beschikt over een brede deskundigheid ten aanzien van kinderen met een mentale en/of fysieke beperking en kinderen die zich in een problematische leer- of opvoedingssituatie bevinden. Een orthopedagoog heeft een bachelor in pedagogiek afgerond en een master in orthopedagogiek, en bij voorkeur relevante werkervaring. Daarnaast is gekozen voor een psycholoog.

    Aanbevolen wordt dat het samenwerkingsverband kiest voor een psycholoog die beschikt over relevante werkervaring en kennis van kind- en systeemniveau, zodat deze deskundig is voor wat betreft de ontwikkeling van kinderen en jeugdigen en het systeem waarin zij opgroeien.

    De inzet van de deskundigen ten behoeve van de toelaatbaarheidsbeoordeling, zoals hiervoor beschreven, sluit aan bij de regeling in de wet passend onderwijs dat het samenwerkingsverband kan adviseren over de ondersteuningsbehoefte en over het ontwikkelingsperspectief van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school die is aange-sloten bij het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband kan hiervoor de genoemde deskundigen inzetten.

  • In de wet staat dat een onderwijsinstelling geen bekostiging ontvangt voor een leerling wanneer hij vóór 1 oktober meer dan 50% van de onderwijstijd ongeoorloofd verzuimd. Afwijken van de onderwijstijd op grond van de beleidsregel inzake het instemmen met afwijking onderwijstijd (Variawet) is echter geen ongeoorloofd verzuim. Er is voor deze leerling immers (tijdelijk) een ander aantal onderwijsuren vastgesteld.