Hij start het gesprek met een aanklacht tegen de huidige visie op inclusief onderwijs. Bert Wienen, psycholoog, onderwijswetenschapper en associate lector jeugd bij Windesheim, vindt dat we in het denken over inclusief niet langer het kind als uitgangspunt moeten nemen. We zijn continu bezig ons af te vragen wat dit individuele kind nodig heeft en stellen bovendien de verwachtingen aan kinderen steeds verder naar beneden bij, meent Wienen. “Inclusief onderwijs moet starten bij de vraag hoe je goed onderwijs biedt aan de hele populatie van je school. Starten bij de context dus in plaats van bij het individu. Uitgaan van een pedagogische relatie waarin we de verwachtingen zo hoog mogelijk houden. Dát is inclusief onderwijs.”
Hoe ziet inclusiever onderwijs er volgens u uit?
“Ik wil een stapje terug, naar mijn aanklacht tegen hoe we inclusief onderwijs nu zien. In de praktijk zie ik nu inclusief onderwijs dat start bij het individuele kind: de ondersteuningsbehoefte van de leerling staat centraal. Heb je die scherp, dan kun je je onderwijs daarop aanpassen. Jouw onderwijs is dan afhankelijk van de mate waarin je toekomt aan al die individuele ondersteuning van al die individuele kinderen. Dat is de kant die we opgaan met passend onderwijs en dat is onhoudbaar. Zo erodeert bovendien het beroep van leerkracht. Tegen hen zeggen we: je bent er voor al die normale kinderen en als er maar íets afwijkt, heb je een specialist nodig.”
Hoe dan wel?
“Onderwijs moet weer centraal staan, ook voor partners in de school. Daarvoor moet je kijken naar de groep kinderen op jouw school: Wat heeft die nodig om optimaal onderwijs te genieten? Vanuit de context beantwoord je dus het onderwijskundige vraagstuk. Het pedagogisch uitgangspunt is hier: stel niet continu dat kind centraal. Stel de groep en de interacties centraal. Geef het kind soms ook wat het níet nodig heeft. Het went eraan dat zijn ondersteuningsbehoefte steeds centraal staat en het is bovendien onhoudbaar.”